Een bericht van De Ruimte naar aanleiding van onze bevindingen met de Podiumregeling, de nieuwe subsidieregeling van Fonds Podiumkunsten voor podia.

De Podiumregeling vervangt drie programmeringsregelingen en is daarmee, buiten de vrij hoogdrempelige vierjarige regelingen, de enige subsidieregeling waar podia bij het FPK gebruik van kunnen maken. Vooral voor jonge of kleinere podia is er, los van projectregelingen, landelijk ook geen alternatief bij andere fondsen. Ons podium De Ruimte heeft begin juli een aanvraag ingediend voor de Podiumregeling, maar kreeg na enkele weken bericht dat onze aanvraag niet in behandeling is genomen omdat we niet voldeden aan de toelatingseisen: we hebben in de jaren 2018 en 2019 niet ten minste € 40.000 aan gages uitgegeven. Natuurlijk is het zeer teleurstellend dat onze aanvraag niet op de inhoud is beoordeeld terwijl we juist mede dankzij drie jaar subsidie van 2020 tot nu vanuit de voorlopers van de Podiumregeling inhoudelijk en organisatorisch grote stappen hebben kunnen zetten. Ook is het frustrerend dat het Fonds weigerde van tevoren te beslissen of wel of niet een uitzondering kon worden gemaakt terwijl alle relevante informatie reeds was aangeleverd, waardoor heel wat uren voor niets aan onze aanvraag is gewerkt. Nog belangrijker echter is de meer algemene indruk die bij ons is ontstaan over de rol die Fonds Podiumkunsten speelt in het culturele veld. Door de nieuwe richtlijnen wordt het voor de meeste jonge podia of kleine podia die een stap willen zetten onmogelijk om een aanvraag te doen. Het fonds zegt eigenlijk: jullie willen subsidie aanvragen omdat jullie de artiesten nu niet naar behoren kunnen betalen? Dat mag niet want jullie hebben de artiesten (vier jaar geleden) niet naar behoren betaald.

We hebben begrepen dat voor de peiljaren 2018 en 2019 is gekozen vanwege de invloed die de COVID heeft gehad op de financiën van alle podia. Deze oplossing schiet zijn doel echter voorbij. En waarom is er überhaupt een financieel criterium? Voor de SKIP-regeling was een minimum aantal concerten in de voorgaande jaren de toelatingseis. Hier moest in documenten inzicht in worden verschaft. Het Fonds kon vervolgens beoordelen of naast de kwantiteit in het verleden ook de gewenste kwaliteit werd geleverd. De toelatingseisen zoals ze nu zijn, zetten een hele categorie podia buiten spel. Dit roept de vraag op of het Fonds wel oog heeft voor vernieuwing en voor de plekken die onderdeel zijn van de o zo belangrijke voedingsbodem voor het meer geïnstitutionaliseerde deel van de sector. Neemt Fonds Podiumkunsten bovendien op enige wijze verantwoordelijkheid voor een duurzame ontwikkeling van kleinere plekken die het reeds onder zijn vleugels heeft genomen? In ons geval bleek continuïteit een stuk minder zwaar te wegen dan 'regels zijn regels' en er is geen reden om aan te nemen dat het hier een uitzondering betreft.

Het fonds stelt in beleidsstukken dat de verantwoordelijkheid voor podia in de regio's ligt, maar dat het in de periode 2021-2024 samenwerkingen opzoekt met Gemeenten om er samen voor te zorgen dat podia de financiële armslag hebben om te kunnen doen wat nodig is. Voor zover wij weten is hier geen sprake van. Waarom neemt een landelijk fonds zo weinig verantwoordelijkheid voor de podia? Realiseert Fonds Podiumkunsten zich het belang van vertoningsplekken voor de sector? Een goed podiumlandschap is zeker niet enkel een regionale kwestie. Landelijke spreiding is natuurlijk van belang, maar een nationaal fonds is ook bij uitstek in de positie om leemtes in de volle breedte van het gehele podiumlandschap te signaleren en adresseren. Of juist om nieuwe ontwikkelingen te stimuleren die een discipline in de podiumkunsten in het geheel naar een hoger niveau kunnen tillen. Het fonds richt zich met zijn regelingen hoofdzakelijk op artiesten en producerende partijen, maar dit garandeert geen levendig podiumlandschap. Het publiek kiest voor een plek en een artiest, niet zo zeer voor een productiehuis. Juist door ervoor te zorgen dat podia hun identiteit kunnen versterken, ontstaat de mogelijkheid om nieuw publiek aan te spreken op een plek waar mensen zich thuis voelen. Daarnaast werkt de focus op producerende partijen voor muziek veel minder goed dan voor bijvoorbeeld theater of dans. Zeker in de alternatieve of experimentele muziek zijn artiesten een stuk minder georganiseerd of verenigd dan in andere podiumkunsten. Partijen die de capaciteit hebben om grote aanvragen te doen, zijn dun gezaaid, waardoor vooral meer gevestigde artiesten kunnen profiteren. Juist de podia zijn in de positie om ervoor te zorgen dat ook nieuw talent een kans krijgt en te werken aan meer diversiteit op en voor het podium.

In een tijd waarin de hele culturele sector nog bezig is te herstellen van een pandemie en waarin de visie van onze regering op cultuur mager mag worden genoemd, is het van belang dat een instituut als het Fonds Podiumkunsten een sterke positie inneemt. Helaas lijkt daar momenteel geen sprake van te zijn. Een eerste rondvraag in ons netwerk heeft uitgewezen dat we zeker niet de enige partij zijn die zijn benadeeld door de richtlijnen van de Podiumregeling. Met deze brief willen we onze visie met jullie delen en vragen of jullie, of organisaties die jullie kennen, ook de dupe zijn van de nieuwe richtlijnen. Ook willen we jullie oproepen om ons te helpen het Fonds Podiumkunsten ertoe te bewegen om: meer oog te hebben voor het belang van podia voor de culturele sector; meer oog te hebben voor kleine en relatief nieuwe plekken in de podiumkunsten; het beleid beter af te stemmen op de behoeftes van de verschillende muziekscenes in Nederland, specifiek de experimentele scenes; mede verantwoordelijkheid te nemen voor de continuïteit van podia; in het algemeen een minder ambtelijke positie in te nemen.